• Kennisartikel
  • Participatie
Type:
  • Kennisartikel
Thema:
  • Participatie

Participatie van kinderen en jongeren: wat betekent het in het Kinderrechtenverdrag?

Kinderen en jongeren zijn deelnemers én vormgevers van de samenleving. Ze hebben het recht om inspraak te hebben in beslissingen die hen aangaan. Bij wie willen ze wonen na de echtscheiding van hun ouders? Welke studierichting willen ze volgen? Maar ook buiten de individuele context kunnen kinderen en jongeren participeren. Wat denken kinderen en jongeren bijvoorbeeld van de kledingvoorschriften op school? Of denk bijvoorbeeld aan de jeugdraad die advies geeft aan het lokaal beleid en de Vlaamse jeugdraad die hetzelfde doet op Vlaams niveau.

Over participatie valt heel wat te zeggen. Maar wat is nu precies het recht op participatie? In dit artikel kijken we vanuit het Kinderrechtenverdrag naar het recht op participatie. Wat staat er precies in het verdrag? Waar hebben kinderen en jongeren recht op? En hoe moet participatie er dan uitzien?

Het recht op participatie staat niet letterlijk in het Kinderrechtenverdrag

Dat is verrassend, omdat er zoveel over gesproken wordt.

Het VN-Kinderrechtencomité, dat toeziet op de implementatie van het Kinderrechtenverdrag, zette in een Algemene Commentaar nr. 12 uiteen hoe zij het recht op participatie zien. Bij de implementatie van artikel 12 van het IVRK zijn regelgeving, beleid en methodologieën ontstaan die de noemer “participatie” kregen.

 

Artikel 12 IVRK als hoeksteen

Hoewel het recht om gehoord te worden (artikel 12) de basis vormt voor het recht op participatie, zijn ook andere bepalingen van het kinderrechtenverdrag van belang. Deze rechten vormen samen met artikel 12 de participatierechten en zijn een noodzakelijke voorwaarde om het recht om gehoord te worden te realiseren:

  • het recht op vrije meningsuiting (artikel 13)

  • de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst (artikel 14)

  • de vrijheid op vereniging (artikel 15) bv. kinderen hebben ook het recht om samen te komen, zowel om bv. tijd door te brengen met vrienden, als om hun mening te uiten.

  • het recht op passende informatie (artikel 17) bv. kinderen en jongeren moeten toegang hebben tot informatie om hun mening te vormen en te delen. Deze informatie moet passend zijn voor hun leeftijd. Kinderen en jongeren moeten toegang hebben tot informatie over alle onderwerpen die hen aanbelangen.

Een basisprincipe van het Kinderrechtenverdrag

Het VN-Kinderrechtencomité duidt het recht op participatie aan als één van de vier basisprincipes van het Kinderrechtenverdrag. Deze principes moeten toegepast worden bij de interpretatie en realisatie van alle bepalingen van het verdrag. Naast het recht op participatie (artikel 12), zijn dit de andere basisprincipes:

  • het principe van non-discriminatie (artikel 2)

  • het belang van het kind (artikel 3.1)

  • het recht op leven, overleven en ontwikkeling (artikel 6)

Participatie als middel en als doel

Het is een einddoel op zich dat alle kinderen en jongeren kunnen participeren in beslissingen die hen aanbelangen. Maar participatie is ook een middel om andere kinderrechten te realiseren.

Een voorbeeld

Wanneer een beslissing genomen wordt om een kind al dan niet van de ouders te scheiden, heeft het kind het recht om gehoord te worden in deze beslissing. Dit volgt zowel uit artikel 9.2 als uit artikel 12.

Artikel 12.1 IVRK onder de loep

Artikel 12 bestaat uit twee alinea’s. Artikel 12.1 IVRK gaat meer algemeen over het recht van kinderen om hun mening te geven in zaken die hen aanbelangen. Artikel 12.2 gaat meer specifiek over het recht van kinderen en jongeren om gehoord te worden in juridische procedures. In dit artikel focussen we op de eerste paragraaf.

“1. De Staten die partij zijn, verzekeren het kind dat in staat is zijn of haar eigen mening te vormen, het recht die mening vrijelijk te uiten in alle aangelegenheden die het kind betreffen, waarbij aan de mening van het kind passend belang wordt gehecht in overeenstemming met zijn of haar leeftijd en rijpheid.” (Artikel 12.1)

  • Een kind dat in staat is zijn of haar eigen mening te vormen:

    • Staten moeten als uitgangspunt nemen dat kinderen en jongeren in staat zijn hun eigen mening te vormen en dan ook het recht hebben om die mening te uiten. Het is niet aan kinderen en jongeren om te bewijzen dat ze dit kunnen. Het is niet vereist dat de mening van het kind matuur is of gedeeld wordt door volwassenen. Er is geen minimumleeftijd opgenomen, en het VN-Kinderrechtencomité ontmoedigt staten om dit te doen.

    • Het recht op participatie is zowel het recht van individuele kinderen, als van een groep of kinderen (zoals bv. een klas van schoolkinderen, de kinderen in een buurt, de kinderen van een land, kinderen met een handicap, meisjes).

  • Een mening vrijelijk uiten
    Kinderen en jongeren moeten hun mening vrijelijk kunnen uiten. Dit betekent dat ze niet onder druk gezet mogen worden en moeten kunnen kiezen of ze wel willen participeren. Kinderen mogen niet gemanipuleerd worden of onderworpen worden aan druk of ongepaste beïnvloeding.

  • Alle aangelegenheden die het kind betreffen
    Kinderen en jongeren hebben het recht om hun mening te geven over alle domeinen van hun leven, zowel privé als publiek. Dit moet zo ruim mogelijk geïnterpreteerd worden. Enkele voorbeelden:

    • Microniveau: beslissingen in het gezin of in de klas

    • Mesoniveau: beslissingen in een school of kinderopvang

    • Macroniveau: beslissingen van de overheid of de wetgever (lokaal bestuur, nationaal parlement).

  • Een passend belang in overeenstemming met de leeftijd en rijpheid van het kind
    Het is niet voldoende om enkel te luisteren naar de mening van kinderen of jongeren, maar er moet ook een passend gewicht aan gegeven worden. Hoe ouder en hoe meer matuur een kind is, hoe meer gewicht moet gegeven worden aan diens mening. De leeftijd alleen is geen voldoende maatstaf. Gewicht geven aan het belang van het kind wilt niet zeggen dat de mening van het kind steeds gevolgd moet worden.

 

Het verschil tussen artikel 12 en 13

Hoewel artikel 12 en artikel 13 heel sterk op elkaar lijken, zit er toch een verschil tussen beiden:

Artikel 13 verankert het recht van kinderen en jongeren om hun eigen mening te vormen en uit te drukken, en om hiervoor op verschillende manieren informatie op te zoeken. De rol van de overheid is hier om de uitoefening van dit recht niet te verhinderen, en om toegang tot communicatiemiddelen en publieke dialoog mogelijk te maken.

Artikel 12 verankert het recht van kinderen en jongeren om hun mening te geven over zaken die een impact hebben op hen, en het recht om betrokken te worden in acties en beslissingen met een impact op hun leven. De rol van de overheid is hier om het nodige juridische kader en de mechanismen noodzakelijk om de actieve betrokkenheid van kinderen en jongeren in deze beslissingen, mogelijk te maken en om gewicht te geven aan deze mening.

Hoe realiseer je kinderrechten vanuit een kinderrechtenperspectief?

Het is natuurlijk belangrijk om participatie van kinderen en jongeren op een kinderrechtelijke manier te realiseren. Er moet bijvoorbeeld gegarandeerd worden dat kinderen hun mening echt vrij kunnen uiten, en andere rechten mogen in het participatieproces niet geschonden worden. Het VN-Kinderrechtencomité deelt in Algemene Commentaar nr. 12 de volgende randvoorwaarden:

  • Informatief en transparant: Er moet voldoende informatie worden verschaft over het thema, de procedures en mogelijke gevolgen van het participeren en rond het recht op het vormen en uiten van een mening. De communicatie moet transparant zijn.

  • Vrijwillige deelname: Deelname moet vrijwillig zijn en er moet in alle fases de mogelijkheid zijn om zich terug te trekken.

  • Respectvol: Er moet respectvol omgegaan worden met de visie van kinderen en jongeren. Er moet ruimte gemaakt worden voor hun eigen ideeën en activiteiten.

  • Relevant: Kinderen en jongeren hebben het recht om betrokken te worden bij zaken die relevant zijn voor hen en waarbij ze kunnen terugvallen op kennis, competenties en vaardigheden. Er moet ook ruimte zijn waar kinderen en jongeren zelf kunnen bepalen welke kwesties relevant zijn.

  • Kindvriendelijk: De omgeving en methodes moeten afgestemd zijn op hun capaciteiten.

  • Inclusief: Kinderen en jongeren zijn geen homogene groep. Iedereen moet de kans krijgen om te participeren, zonder discriminatie op gelijk welke grond. Er moet rekening gehouden worden met cultuursensitiviteit.

  • Ondersteuning: Volwassenen die participatie van kinderen en jongeren faciliteren moeten voldoende voorbereiding, vaardigheden en opleiding beschikken.

  • Veilig en met oog voor risico’s: Volwassenen hebben de verantwoordelijkheid om maatregelen te nemen zodat risico’s op geweld, uitsluiting of andere negatieve gevolgen, die zouden kunnen samenhangen met participatie, zoveel mogelijk worden vermeden.

  • Met rekenschap achteraf: Er wordt achteraf teruggekoppeld op wat voor manier er rekening werd gehouden met de inzichten van kinderen en jongeren.

Niet een eenmalige actie maar een continu proces

Bij participatie wordt vaak gedacht aan een eenmalige actie om te weten te komen wat een kind of groep kinderen denkt over een bepaalde vraag of onderwerp. Het VN-Kinderrechtencomité benadrukte dat participatie allesbehalve een moment is, maar eerder de start van een intense uitwisseling tussen kinderen en volwassenen.

Bronnen

UN Committee on the Rights of the Child (CRC), General comment No. 12 (2009): The right of the child to be heard, 20 July 2009, CRC/C/GC/12 

Lansdown, G. (2022). Article 15: The right to freedom of association and assembly. In Vaghri, Z. et al (Reds.), Monitoring State Compliance with the UN Convention on the Rights of the Child: An Analysis of Attributes (pp. 85-92). Springer.

Parkes, A. (2013). Children and international human rights law: the right of the child to be heard. Routledge.

Vandenhole, W., Türkelli, G.E. & Lembrechts, S. (2019). Children’s rights: a commentary on the convention on the rights of the child and its protocols. Edward Elgar Publishing.